Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Is·raë·li, Is·ra·eli
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Israëli Israëli's
Israëli
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Israëlim

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (demoniem) een inwoner van Israël, of iemand afkomstig uit Israël
     Deze 23-jarige Israëli had net zijn driejarige militaire dienstplicht afgerond.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers