Indiër
- In·diër, In·di·er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Indiër | Indiërs |
verkleinwoord | Indiërtje | Indiërtjes |
de Indiër m
- (demoniem) inwoner van India, of iemand afkomstig uit India
- Als de sterren spreken, zwijgen de Indiërs. Zonder aarzelen annuleren ze een huwelijk, een vliegreis, een grote investering of een belangrijk politiek besluit, wanneer een astroloog hun vertelt dat de voortekenen ongunstig zijn. Een verstandige Indiër tart het noodlot nu eenmaal niet. [2]
- Hindoe (verouderde benaming)
- Hindoestaan (verouderde benaming)
- De Europeanen die rond 1500 naar Amerika zeilden dachten aanvankelijk dat ze India hadden bereikt. Indiaan is daarom wel afgeleid van "India", maar het heeft de betekenis "oorspronkelijke bewoner van Amerika".
Demoniemen bij India in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Indiër • inwoonster: Indiase • bijvoeglijk: Indiaas |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Indiër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.