Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Gno·che·mann
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Gnochemann der Gnochemann Gnochemenner
Gnocheleit
die Gnochemenner
die Gnocheleit
datief me Gnochemann em Gnochemann Gnochemenner
Gnocheleit
de Gnochemenner
de Gnocheleit
accusatief en Gnochemann der Gnochemann Gnochemenner
Gnocheleit
die Gnochemenner
die Gnocheleit

Zelfstandig naamwoord

Gnochemann, m

  1. (anatomie) skelet
  2. (beroep), (verouderd) een verzamelaar van (vodden en) botten
Opmerkingen