Frygisch
- Fry·gisch
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Frygisch | - | - |
verkleinwoord | - | - | - |
het Frygisch o
- geen meervoud (taal) uitgestorven Indo-Europese taal gesproken in Klein-Azië, ten oosten en ten zuiden van het leefgebied van de Thraciërs
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Frygisch | Frygischer | |
verbogen | Frygische | Frygischere | |
partitief | Frygisch | Frygischers | - |
Frygisch
- betrekking hebbend op Frygië (een Klein-Aziatisch landschap, dat in het Nieuwe Testament genoemd wordt)
- Het woord Frygisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.