Birkenwald

Der Birkenwald auf Schiermonnikoog
Het berkenbos op Schiermonnikoog

Duits

Uitspraak

• Geluid:  Birkenwald    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbɪrkənˌvalt /

Woordafbreking

• Bir·ken·wald

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van  Birke zn "berk"  en  Wald zn "bos"  met het invoegsel -n- 

Naar frequentie	304463

	enkelvoud	meervoud
nominatief	der Birkenwald	die Birkenwälder
genitief	des Birkenwaldes des Birkenwalds	der Birkenwälder
datief	dem Birkenwald	den Birkenwäldern
accusatief	den Birkenwald	die Birkenwälder

Zelfstandig naamwoord

Birkenwald, m

1. (bosbouw) berkenbos

   «In anderen Teilen der Insel überwiegen Birkenwälder, deren Blätter silbern im Seewind flirren.»

   In andere delen van het eiland overheersen berkenbossen, wier bladeren zilverkleurig in de zeewind glinsteren.

Synoniemen

• (dichterlijk) Birkenhain zn