(klemtoonhomogram)


  • ко-ра́
enkelvoud meervoud
nominatief кора́ -
genitief коры́ -
datief коре́ -
accusatief кору́ -
instrumentalis коро́й
коро́ю
-
locatief коре́ -

кора́ v

  1. (plantkunde) schors, bast
    «Дуб растёт небольшой, с белесоватой корой (на юге кора у дуба тёмная).»
    De eik wordt [hier] niet groot en heeft een wittige bast (in het zuiden is de eikenbast donker.)
  2. (anatomie) schors van de hersenen of de bijnieren/
  3. korst
    «Толщина земной коры в Филиппинском море меняется от 7–10 км в глубоководных котловинах до 15–20 км в Марианской островной дуге и островной дуге Окинава.»
    De dikte van de aardkorst varieert van 7-10 km in de diepe troggen in de Filippijnse Zee tot 15-20 in de eilanboog van de Marianen en van Okinawa.


  • ко́-ра
enkelvoud meervoud
nominatief ко́ра ко́ры
genitief ко́ры кор
datief ко́ре ко́рам
accusatief ко́ру ко́ры
instrumentalis ко́рой
ко́рою
ко́рами
locatief ко́ре ко́рах

ко́ра v

  1. grap, grol