• úhel

úhel monbezield

  1. (wiskunde) hoek; een punt waar twee benen of halve rechten samenkomen
    «Strany pravoúhlého trojúhelníku, které svírají pravý úhel, se nazývají odvěsny.»
    De zijden van een rechthoekige driehoek, die een rechte hoek maken, worden rechthoekszijden genoemd.
  2. hoek; een plaats waar twee muren samenkomen in bijvoorbeeld een kamer of op straat
    «V pokoji stály čtyři postele, každá v jednom úhlu
    In de kamer stonden vier bedden, elk in één hoek.