• zwerf·ziek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwerfziek
verbogen zwerfzieke

zwerfziek

  1. de wens hebbende om te zwerven
    • Zoo lang de oudfte bewoners van Europa een Nomadisch of zwerfziek leve leidden, is buiten bedenking hunne taal ook zeer onftandvastig geweest. [1]
56 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[2]
  1. Ijpeij
    , Annaeus; Willame de Frese (1813). Beknopte geschiedenis der Nederlandsche tale, p. 54. Uitg.: O. J. van Paddenburg.
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be