• zwart·gal·lig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartgalligheid zwartgalligheden
verkleinwoord

de zwartgalligheidv

  1. het somber en cynisch zijn als stemming of persoonlijkheidskenmerk
    • Is Putnam na de uitkomsten vervallen tot zwartgalligheid over de natie van immigranten die Amerika nog altijd is? Nee, hij meent dat de komst van nieuwe groepen op de korte termijn een zware wissel trekt op de solidariteit en het sociale kapitaal van een samenleving. [3] 
    • ‘Blij’ is een groot woord voor La Gioconda, en met de serene schoonheid van de ook zo genoemde Mona Lisa van Leonardo da Vinci heeft de plot ook weinig uit te staan. Integendeel: La Gioconda ontwikkelt zich weliswaar via de vaste operastations liefde, eer, macht en wraak, maar voegt daar, met dank aan meesterlibrettist Arrigo Boito, een grondtoon van diepe zwartgalligheid aan toe. [4]