• zwaar·ge·wa·pend
stellend
onverbogen zwaargewapend
verbogen zwaargewapende
partitief zwaargewapends

zwaargewapend [1]

  1. voorzien van veel of zware wapens
     De bewoner liet de deurwaarder en twee begeleiders binnen. Daarna klonken schoten en ontstond de gijzeling. De bewoner bleek zwaargewapend en verschanste zich met zijn gijzelaars in het huis.[2]
     Zwaargewapende politieagenten bewaken nog de hele dag een pand aan de Bolwaterstraat in de binnenstad van Venlo.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Gijzelnemer Karlsruhe executeerde slachtoffers'” (04-07-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron “Politie Venlo op straat om conflict criminelen” (31 dec. 2018), De Telegraaf