zonnejurk
- zon·ne·jurk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnejurk | zonnejurken |
verkleinwoord | zonnejurkje | zonnejurkjes |
- (kleding) een luchtige jurk bedoeld om in de warmte van de zomer gedragen te worden
- Ook bleek op de laatste dag van hun vakantieweek dat ze een minuscuul draagbaar telefoontje bezat dat vanuit een verborgen vak in haar schoudertas de beginmaten van de Radetzky-mars voortbracht - ze kleurde tot diep in de hals van haar zonnejurk en hij verzekerde haar dat het niet erg was, dat hij haar er immers allang een had willen geven; maar van deze kleine zilverkleurige had hij het nummer nooit gekregen. [2]
1. een luchtige jurk bedoeld om in de warmte van de zomer gedragen te worden
- Het woord zonnejurk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zonnejurk" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Hedda Martens (2003)– [tijdschrift] Gids, De Iemandsland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be