zoegot
- zoe·got
de zoegot mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zoeg, (Jiddisch-Hebreeuws): paren zn
- alleen meervoud (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) gebruikt als benaming voor de schriftgeleerden in een tijdperk beginnend in de 2e eeuw v. Chr. tot in de 1e eeuw n. Chr.
- ▸ De eerste zoegot worden gedateerd in 167 BCE.[2]
- [2] chazal
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑
Weblink bron
Marco Van Putten“Rabbijnen – Inleiding – deel 1” (9 juni 2021) op messianieuws.nl - ↑
Weblink bron “hoofdletters - 08. namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen”, onder 1. op vlaanderen.be
- ↑
Weblink bron “hoofdletters - 09. namen van dagen, feestdagen, periodes en historische gebeurtenissen”, onder 4. op vlaanderen.be