zoegot
- zoe·got
- van Hebreeuws זוּגוֹת zn (zoegot), "tweetallen, paren", omdat de voornaamste schriftgeleerden in deze tijd kunnen worden geordend als een reeks van vijf tweetallen [1]
de zoegot mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zoeg, (Jiddisch-Hebreeuws): paren zn
- alleen meervoud (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) gebruikt als benaming voor de schriftgeleerden in een tijdperk beginnend in de 2e eeuw v. Chr. tot in de 1e eeuw n. Chr.
- ▸ De eerste zoegot worden gedateerd in 167 BCE.[2]
- [2] Zoegot (Dit was de officiële schrijfwijze tot 2006. In vakliteratuur worden benamingen van stromingen, tijdvakken en stijlperiodes vaak als eigennamen opgevat; daardoor blijft in zulke contexten het gebruik van hoofdletters mogelijk. [3] [4])
- [2] chazal
- [2] joodse schriftgeleerden in tijdperken:
- Het woord 'zoegot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Weblink bron Marco Van Putten“Rabbijnen – Inleiding – deel 1” (9 juni 2021) op messianieuws.nl
- ↑ Weblink bron “hoofdletters - 08. namen van artistieke, culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen”, onder 1. op vlaanderen.be
- ↑ Weblink bron “hoofdletters - 09. namen van dagen, feestdagen, periodes en historische gebeurtenissen”, onder 4. op vlaanderen.be