ziekteverschijnsel

  • ziek·te·ver·schijn·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekteverschijnsel ziekteverschijnsels
ziekteverschijnselen
verkleinwoord

het ziekteverschijnselo

  1. teken dat erop wijst dat iemand lijdt aan een bepaalde aandoening
     De ziekteverschijnselen bij de student werden op basis van laboratoriumonderzoek in een Belgisch ziekenhuis bepaald. De GGD houdt rekening met meerdere infectiegevallen, nu blijkt dat de student – onwetend van zijn besmetting – gewoon colleges heeft gevolgd en bovendien in Maastricht woont.[2]
     Het incident vond plaats in de Zuid-Franse gemeente Lherm. De autoriteiten zeggen dat 22 mensen na een maaltijd op zondag ziekteverschijnselen vertoonden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    RENÉ STEENHORST
    “Mazelen bij student vastgesteld” (06 mrt. 2019), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Bewoners verpleeghuis overleden: ’Was het de foie gras?’” (01 apr. 2019), De Telegraaf