• zes·ja·rig
  • samenstellende afleiding van  zes ht  en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen zesjarig
verbogen zesjarige
partitief zesjarigs

zesjarig

  1. 6 jaren durend
    • Gedurende dit zesjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
  2. met de leeftijd van 6 jaar
    • Het zesjarige kind ging naar groep 3 van de basisschool. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be