• ze·nuw·schok
enkelvoud meervoud
naamwoord zenuwschok zenuwschokken
verkleinwoord zenuwschokje zenuwschokjes

de zenuwschokm

  1. iets waardoor men emotioneel geraakt wordt
    • Vrouwen, voor wie het zeebad wel bijzonder zenuwschokkend werd geacht, werden bijgestaan door een professionele badman, die hen vanuit de badkoets in zijn sterke armen nam en onderdompelde. “De voorzichtigheid gebiedt dat in elk oor een prop katoen wordt gestopt en dat er een pelsmantel klaarligt, opdat men na het baden beschut is tegen een te bijtende lucht of een te stralende zon.” [2] 
    • Nu hij in deze strafzaak is vrijgesproken, heeft Tarantino goede hoop dat ook de civiele procedure die Mwangi tegen hem heeft aangespannen op niets uitloopt. In deze civiele zaak eist Mwangi een schadevergoeding van 15 miljoen dollar van Tarantino wegens een `zenuwschok, geestelijke nood, veel fysieke pijn en emotionele overspannenheid'. [3] 
93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]