• zelf·waar·de·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfwaardering zelfwaarderingen
verkleinwoord

de zelfwaarderingv

  1. de mate waarin men zichzelf belangrijk en waardevol vindt
     De vierde tenslotte is dat het fantaseren over, het plannen en het uitvoeren van de seksuele activiteiten ‘werken als een verdoving voor negatieve gevoelens zoals angst, stress, schaamte, eenzaamheid, boosheid of een lage zelfwaardering. Seks wordt een toevluchtsoord.’[2]
     Tevens leren de patiënten nog zo veel mogelijk uit het leven zelf te halen en bijvoorbeeld niet onnodig in hun schulp te kruipen. Ze krijgen er meer positieve en minder negatieve emoties en meer zelfwaardering door, zegt initiatiefneemster Rose-Marie Dröes, hoogleraar psychosociale hulpverlening bij dementie.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “GGZ: seksverslaving is een probleem” (4-11-2018), Tubantia
  3.   Weblink bron “Nederlandse aanpak dementie gaat internationaal” (03 jun. 2018), De Telegraaf