zelfwaardering
- zelf·waar·de·ring
- samenstelling van zelf zn en waardering zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfwaardering | zelfwaarderingen |
verkleinwoord |
de zelfwaardering v
- de mate waarin men zichzelf belangrijk en waardevol vindt
- ▸ De vierde tenslotte is dat het fantaseren over, het plannen en het uitvoeren van de seksuele activiteiten ‘werken als een verdoving voor negatieve gevoelens zoals angst, stress, schaamte, eenzaamheid, boosheid of een lage zelfwaardering. Seks wordt een toevluchtsoord.’[2]
- ▸ Tevens leren de patiënten nog zo veel mogelijk uit het leven zelf te halen en bijvoorbeeld niet onnodig in hun schulp te kruipen. Ze krijgen er meer positieve en minder negatieve emoties en meer zelfwaardering door, zegt initiatiefneemster Rose-Marie Dröes, hoogleraar psychosociale hulpverlening bij dementie.[3]
1. de mate waarin men zichzelf belangrijk en waardevol vindt
- Het woord zelfwaardering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “GGZ: seksverslaving is een probleem” (4-11-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Nederlandse aanpak dementie gaat internationaal” (03 jun. 2018), De Telegraaf