• zelf·con·struc·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfconstructie zelfconstructies
verkleinwoord - -

de zelfconstructiev

  1. (onderwijs) proces waarbij individuen in sociale interacties bewust hun eigen mentale modellen construeren
    • In zelf leren wordt het belang van zelfconstructie benadrukt als een manier voor leerlingen om hun leerproces in eigen hand te nemen. 
     En alle kennis hoeft trouwens niet uit de mond van de leraar te komen, een deel van de activiteiten mag best op de ‘zelfconstructie van de kennisverwerving’ berusten.[1]
  2. (psychologie) ontwikkeling van de eigen identiteit doordat je in wisselwerking met anderen ook jezelf beter leert kennen
     We willen niet het misverstand wekken dat ‘het (ware) zelf’ iets is wat na een speurtocht gevonden en gekend kan worden. (…) Kennen en ontwikkelen gaan hand in hand. We zouden dan ook misschien beter kunnen spreken van een doorlopend proces van zelfconstructie.[2]
  1.   Weblink bron
    Luc Ferry (vert. P.Ph.J. Klinkenberg)
    “Over de liefde: een filosofie voor de eenentwintigste eeuw” (2013), De Arbeiderspers, Utrecht / Amsterdam / Antwerpen, ISBN 9789029587358
  2.   Weblink bron
    Tom Luken
    Zelfkennis als fundament voor loopbaanontwikkeling? (2006) in:
    Hans van Huijgevoort e.a. (red.)
    Zelfkennis in loopbaanontwikkeling. Verder bouwen op vruchtbare grond, Garant, Antwerpen / Apeldoorn, ISBN 9789044119701, p. 25