zegepralen
- Geluid: zegepralen (hulp, bestand)
- ze·ge·pra·len
- samenstelling van zege en pralen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zegepralen |
zegepraalde |
gezegepraald |
zwak -d | volledig |
zegepralen
- inergatief met groot vertoon een overwinning vieren
- In het Rome van de Republiek werd er regelmatig gezegepraald door bevelhebbers die terugkeerden van weer een verovering.
de zegepralen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zegepraal
- Het woord zegepralen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zegepralen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be