• zee-·eend
enkelvoud meervoud
naamwoord zee-eend zee-eenden
verkleinwoord

de zee-eendv / m

  1. (eendvogels) grote zwarte zwemvogel, onderfamilie van de eend, gans, zwaan, die leeft aan de kusten en op zee
81 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[4]