Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenreis zakenreizen
verkleinwoord zakenreisje zakenreisjes

Zelfstandig naamwoord

de zakenreisv / m

  1. een reis die bedoeld is om het zakendoen te bevorderen
    • Hij was vaak op zakenreis. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be