• za·del·dak
enkelvoud meervoud
naamwoord zadeldak zadeldaken
verkleinwoord zadeldakje zadeldakjes

het zadeldako

  1. een dak met twee tegen elkaar geplaatste gelijkhellende dakschilden
    • De kerk van Anloo heeft een zadeldak. 
85 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be