• wraak·gie·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wraakgierig wraakgieriger wraakgierigst
verbogen wraakgierige wraakgierigere wraakgierigste
partitief wraakgierigs wraakgierigers -

wraakgierig [2]

  1. vol haat en lust om wraak te nemen
     Wij hebben gelijk gekregen, klonk het opgelucht, maar ook wat wraakgierig uit de mond van James Barksdale van Netscape. Het was het gevecht tussen Netscape en Microsoft voor het leiderschap onder de browsers, de internetbladeraars, dat de kern vormde van de aantijgingen tegen Microsoft.[3]



69 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]


  1. wraakgierig op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Gevolgen veroordeling beperkt voor softwaregigant” (05/04/2000), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be