wollige beukenluis

Nederlands

 
Kolonies wollige beukenluis op beuk
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • wol·li·ge beu·ken·luis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wollige beukenluis wollige beukenluizen
verkleinwoord wollig beukenluisje wollige beukenluisjes

Zelfstandig naamwoord

de wollige beukenluisv / m

  1. (halfvleugeligen) Cryptococcus fagisuga   een schildluis, die op beuken voorkomt. Het insect is schadelijk, doordat door de door de luis met hun zuigsnuit gemaakte gaatjes schimmels de bast kunnen binnendringen zoals Nectria coccinea   var. faginata en soms het bloedkankermeniezwammetje (Nectria galligena). Met hun zuigsnuit zuigen ze floëemsap op. Bij sterke aantasting zijn de aangetaste bomen al van verre te zien door een witte waas en een slijmachtig sap op de stam. Bij deze bomen kan na 4 - 12 jaar kankerachtige woekeringen ontstaan
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie