• wis·se·was·je
  • In de betekenis van ‘nietigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord wissewasje wissewasjes

het wissewasjeo dim. tant.

  1. iets van weinig betekenis, kwestie die eenvoudig op te lossen is
    • Je kunt niet voor elk wissewasje de dokter bellen. 
  2. (schimmels), bepaald soort schimmel Phlebiella tulasnelloidea  
  • Wordt veelal voorafgegaan door voor elk of om elk.
94 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[2]