Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Winterspelen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord [1] winterspel winterspelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de winterspelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord winterspel
     In het weekend van 28 en 29 december kun je in de binnenstad skiën, ijsklimmen en meer winterspelen doen.[2]
  2. alleen meervoud (sport) internationaal toernooi met verschillende sporten die men in de winter doet
     Daarnaast bleek ook dat alle geconsulteerde partijen zich konden vinden in het verlengen van de minimumduur van de verslaggeving van de Paralympische Spelen, waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de zomer- en de winterspelen.[3]
     Curling, dat vermoedelijk van Schotse oorsprong is en uit de zestiende eeuw stamt, staat voor het eerst op het officiële Olympische programma, na bij vier winterspelen als demonstratiesport te zijn uitgevoerd.[4]
Antoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Stichting Platform Binnenstad Arnhem
    “Winter in Arnhem: 7 x wat je echt niet wilt missen : Wintergames” (29 november 2019) op indebuurt.nl
  3.   Weblink bron
    Raad van State
    Nader rapport inzake het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met een aanpassing van de evenementenlijst (7 juli 2020) in: Staatscourant  , jrg. 2020 nr. 47161 (14 september 2020), Koninkrijk der Nederlanden, Den Haag
  4.   Weblink bron
    John Kroon
    “Spelregels” (5 februari 1998) op nrc.nl