winterspel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: winterspel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- win·ter·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winterspel | winterspelen winterspellen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het winterspel o
- (sport) spel dat men in de winter beoefent
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord winterspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.