Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·slaap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterslaap winterslapen
verkleinwoord winterslaapje winterslaapjes

Zelfstandig naamwoord

de winterslaapm

  1. (fysiologie) een toestand van hypothermie en inactiviteit bij sommige warmbloedige dieren in de winter
    • Zevenslapers houden een winterslaap die wel zeven maanden kan duren. 
  2. (fysiologie) een toestand van inactiviteit bij sommige organismen
     De mieren waren al ontwaakt uit hun winterslaap.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be