Nederlands

 
[2] winterlandschap
Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·land·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterlandschap winterlandschappen
verkleinwoord winterlandschapje winterlandschapjes

Zelfstandig naamwoord

het winterlandschapo

  1. het landschap zoals dat er in de winter uitziet
     In de eentonigheid van het winterlandschap lag een zekere schoonheid.[2]
  2. (schilderkunst) schilderij met een afbeelding van een landschap in de winter
     Winterlandschap met schaatsers van Hendrick Avercamp (1608)[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
  3.   Weblink bron
    Rachid Bouazzaoui
    “Kinderen naar Rijks: welke kunst moeten ze wel/niet zien?” (28-09-2017), NOS