Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • winst·mar·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winstmarge winstmarges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de winstmargev / m

  1. de verhouding tussen de omzet en de winst, anders gezegd: hoeveel procent van de omzet overblijft als winst voor de onderneming
    • De nettowinst kwam uit op 3,7 miljard dollar, tegen 1,7 miljard dollar een jaar eerder. UnitedHealth wist ook het operationeel resultaat op te krikken met een verbetering van de winstmarge. De omzet klom naar 52,1 miljard dollar, van 47,5 miljard dollar in het vierde kwartaal van 2016, vooral dankzij de aanwas van nieuwe klanten. Over heel 2017 kwam de winst uit op 10,8 miljard dollar op een omzet van ruim 201 miljard dollar.[2] 
    • Vrijdag hebben wij dan in ieder geval een goede kijk op de financiële sector. Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk te weten hoe zij het komende jaar denken te presteren. Maar gezien de forse daling van de winstbelasting en oplopende rentes kunnen wij ons niet aan de gedachte onttrekken dat het met de winstmarges wel goed zit.[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 16-januari-2018
  3. de Telegraaf RON VAN DER DOES 15 jan. 2018
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be