Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wils·be·kwaam
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wilsbekwaam wilsbekwamer wilsbekwaamst
verbogen wilsbekwame wilsbekwamere wilsbekwaamste
partitief wilsbekwaams wilsbekwamers -

Bijvoeglijk naamwoord

wilsbekwaam

  1. in staat zijn wil kenbaar te maken
    • Een arts dient de wilsbekwaamheid van de patiënt te toetsen alvorens deze de patiënt vraagt een beslissing te nemen aangaande een behandeling 
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid