• wil·le·keur
  • In de betekenis van ‘believen, grilligheid’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
  • samenstelling van  wil  en  keur  met het invoegsel -e- 
enkelvoud meervoud
naamwoord willekeur
verkleinwoord

de willekeurv / m [2] [3]

  1. handeling die zich niet aan enige regel buiten de voorkeur van de handelaar stoort, vrije verkiezing
  2. (pejoratief) grillig handelen
    • Deze behandeling was volstrekte willekeur. 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]