wildeman
- wil·de·man
- In de betekenis van ‘woesteling’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
- samenstelling van wild bn en man zn met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wildeman | wildemannen |
verkleinwoord | wildemannetje | wildemannetjes |
- een sterke, slecht verzorgde, ongeciviliseerde man
- Ziehier de reden waarom mannen gemakkelijker de maatschappelijke ladder beklimmen dan vrouwen. De man briest en gniffelt als hij als wildeman gezien wordt. De vrouw niest en is alsnog bang om anderen te besmetten.[4]
- een heel druk persoon
- De enige die zich echt druk leek te maken was Hyballa, die aan de zijlijn als een wildeman zijn ploeg tot daden aanspoorde.[5]
- [1] woesteling, bullebak, bietebauw
- [2] wildebras
- Het woord wildeman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wildeman" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wildeman" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wildeman op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf JEFFREY WIJNBERG 27 feb. 2017
- ↑ de Telegraaf 02 okt. 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be