Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijs·geer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijsgeer wijsgeren
verkleinwoord wijsgeertje wijsgeertjes

Zelfstandig naamwoord

de wijsgeerm

  1. (filosofie) een beoefenaar van de filosofie, al dan niet met een academische titel
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen