1. de wijnboer aan het werk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·boer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnboer wijnboeren
verkleinwoord wijnboertje wijnboertjes

Zelfstandig naamwoord

de wijnboerm

  1. (landbouw) (beroep) boer die zich gespecialiseerd heeft in het cultiveren van de wijnstok en van de druiven wijn maakt
    • Het is een slecht jaar voor Franse wijnboeren. Alweer. Het wijnland verliest marktaandeel aan concurrenten als Italië, Spanje en zelfs China. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Peter Vermaas 12 oktober 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be