wijnboer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wijn·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wijn en boer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijnboer | wijnboeren |
verkleinwoord | wijnboertje | wijnboertjes |
Zelfstandig naamwoord
de wijnboer m
- (landbouw) (beroep) boer die zich gespecialiseerd heeft in het cultiveren van de wijnstok en van de druiven wijn maakt
- Het is een slecht jaar voor Franse wijnboeren. Alweer. Het wijnland verliest marktaandeel aan concurrenten als Italië, Spanje en zelfs China. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord wijnboer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wijnboer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ NRC Peter Vermaas 12 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be