• wijn·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnmaker wijnmakers
verkleinwoord

de wijnmakerm [1]

  1. (beroep) persoon die wijn maakt
     Een wijnmaker in Bourgondië, de streek die onder meer bekend staat om witte wijn, schat dat ten minste 50 procent van de oogst verloren is gegaan, schrijft The Guardian. Wijnmaker Philippe Pellaton in de Rhônevallei spreekt van de kleinste oogst in veertig jaar; hij vreest verliezen van 80 tot 90 procent.[2]
     Een Kroatisch-Amerikaanse wijnmaker die de Franse almacht in de industrie doorbrak is afgelopen week op 100-jarige leeftijd overleden. In 1975 zette de chardonnay van Mike Grgich de VS als wijnland op de kaart in een blinde smaakproef.[3]
  2. (economie) bedrijf dat wijn produceert
     Op het Italiaanse eiland Sicilië zijn vijf mannen omgekomen bij onderhoudswerkzaamheden aan het riool. De slachtoffers werkten aan een pomp in de buurt van een wijnmaker, in de gemeente Casteldaccia.[4]
     Belgische wijnmakers verdienen meer erkenning vindt Gault&Millau, dat weer een gids uitbrengt met de beste wijnen van hier. “Wereldwijd groeit de vraag naar cool climate wines.”[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Franse wijnboeren maken balans op na vorst: 'duizenden hectares verloren'” (zaterdag 10 april 2021, 15:57), NOS
  3.   Weblink bron “Wijnmaker die Franse chateaus van de troon stootte overleden” (maandag 18 december 2023, 03:37), NOS
  4.   Weblink bron “Giftige dampen kosten vijf Siciliaanse rioolwerkers het leven” (maandag 6 mei 2024, 17:58), NOS
  5.   Weblink bron
    Bruno Vanspauwen
    “Gault&Millau proeft Belgische wijn: “We waren verrast over de kwaliteit”” (Donderdag 27 juni 2024 om 03:00), De Standaard