Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wets·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wetswinkel wetswinkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wetswinkelm

  1. organisatie waar men gratis of tegen geringe vergoeding rechtshulp kan krijgen, juridisch adviesbureau
     Hij bereidt een schadeclaim voor. Via internet en een wetswinkel is hij zich aan het informeren over aansprakelijkheid.[2]
     Wetteksten blinken immers uit in degelijkheid, compleetheid en eenduidigheid. (…) Daardoor begrijpen weinig mensen de wetteksten en moeten zij voor uitleg de hulp van een jurist, een vrijwilliger bij een wetswinkel of een advocaat inroepen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Gep Leeflang
    “Gedupeerden ‘ongelukkenbocht’ willen geld van gemeente Apeldoorn” (7 september 2019) op tubantia.nl  
  3.   Weblink bron
    Adriaan Hiele
    “Opdringerige politici” (17 februari 2007) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be