Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·woor·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen werkwoordelijk werkwoordelijker werkwoordelijkst
verbogen werkwoordelijke werkwoordelijkere werkwoordelijkste
partitief werkwoordelijks werkwoordelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

werkwoordelijk [1]

  1. betrekking hebben op een werkwoord, (alleen maar) werkwoorden bevattend
  2. werkwoordelijk gezegde: een gezegde dat alleen maar bestaat uit werkwoorden en geen informatie geeft over het onderwerp
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen