wensbrief
- wens·brief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wensbrief | wensbrieven |
verkleinwoord | - | - |
de wensbrief m
- felicitatie of toegewenste voorspoed in de vorm van een geschreven bericht op papier waarop een fraaie sierrand is voorgedrukt
- ▸ De voorbedrukte ansichtkaart is een 19de- eeuwse uitvinding. Dat betekent niet dat tot dan toe helemaal geen papieren wensen circuleerden. Integendeel, in Nederland, Duitsland en Engeland kende men vanaf de 17de eeuw de traditie van de ‘wenskrans’, ook wel ‘wensbrief’ genoemd; een blad papier met een decoratieve, voorgedrukte sierrand (de ‘krans’). Binnen zo’n krans schreven schoolkinderen, in hun allermooiste handschrift, een gedicht of rijmbrief om hun ‘Geliefde Vader en Moeder’ een zalig kerstfeest te wensen, een broer of zusje te feliciteren, of ‘Eerwaarde Peetje’ voor het komende jaar geluk te wensen.[2]
- ▸ ⧖De conservator drukt een Nieuwjaarswens af van Kornelis de Jong, uit Hoogkarspel: „Aan Mijn Lieve Moeder" uit 1840. Hij merkt op dat de wensbrief van Kornelis waarschijnlijk met de tong tussen de tanden en met een spattende ganzeveer op papier is gezet. De wensbrief luidt:
Een jaar, in 't niet verzonken
Heeft vreugde en leed geschonken
(…)[3]
- Het woord 'wensbrief' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marika Keblusek“Duizend kransen met de allermooiste wensen” (28 december 2007) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Met rijm en prent 't nieuwe jaar in in: Trouw , jrg. 35 nr. 10334 (30 december 1977), Organisatie Trouw, Meppel, p. 14 kol. 3