Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·lust
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zingenot’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • samenstelling van  wel  en  lust  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wellust wellusten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

wellust m [3]

  1. zingenot, seksueel genot
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen