• wel·doe·ner
  • Samenstellende afleiding van wel en doen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord weldoener weldoeners
verkleinwoord weldoenertje weldoenertjes

de weldoenerm

  1. iemand die een goede daad doet door iemand vooral financieël te helpen
     Zo was de eenvoudige monnik uit Myra, die in de vierde eeuw plotseling in de geschiedenis kwam als de weldoener van alle mensen - en er korte tijd later weer uit verdween - nu in oost en west bekend.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 10
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be