weldoener
- wel·doe·ner
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weldoener | weldoeners |
verkleinwoord | weldoenertje | weldoenertjes |
de weldoener m
- iemand die een goede daad doet door iemand vooral financieël te helpen
- ▸ Zo was de eenvoudige monnik uit Myra, die in de vierde eeuw plotseling in de geschiedenis kwam als de weldoener van alle mensen - en er korte tijd later weer uit verdween - nu in oost en west bekend.[1]
1.
- Het woord weldoener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weldoener" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be