weerbarstig
- Geluid: weerbarstig (hulp, bestand)
- weer·bar·stig
- In de betekenis van ‘stug’ voor het eerst aangetroffen in 1619 [1]
- Samenstellende afleiding van weer, (stam van het werkwoord weren) en barst, (stam van het werkwoord barsten) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | weerbarstig | weerbarstiger | weerbarstigst |
verbogen | weerbarstige | weerbarstigere | weerbarstigste |
partitief | weerbarstigs | weerbarstigers | - |
weerbarstig
- hardnekkig weerstand biedend aan een behandeling
- Van dat weerbarstige haar valt geen kapsel te maken.
- Het woord weerbarstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerbarstig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "weerbarstig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weerbarstig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be