wederleggen
- Geluid: wederleggen (hulp, bestand)
- we·der·leg·gen
- samenstelling van weder bw en leggen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wederleggen |
wederlegde |
wederlegd |
zwak -d | volledig |
wederleggen
- overgankelijk de ongeldigheid van een gemaakte bewering aantonen
- Met dit bewijsstuk wederlegde hij de gehele aanklacht.
- Het woord 'wederleggen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.