wederdoper
- Geluid: wederdoper (hulp, bestand)
- we·der·do·per
- In de betekenis van ‘aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
- samenstellende afleiding van weder (bijwoord) en dopen (werkwoord) met het achtervoegsel -er dat een handelende persoon aanduidt[2][3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wederdoper | wederdopers |
verkleinwoord | - | - |
de wederdoper m
- (religie) (geschiedenis) aanhanger van radicale godsdiensthervormers, hoogtepunt rond 1534, die o.a. de doop van de volwassenen voorstonden
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord wederdoper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "wederdoper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wederdoper op website: Etymologiebank.nl