Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • web·pa·gi·na
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord webpagina webpagina's
verkleinwoord webpaginaatje webpaginaatjes

Zelfstandig naamwoord

de webpaginav / m

  1. (internet) een pagina op een website
     Het ministerie van Volksgezondheid zegt dat er in de publieksvoorlichting altijd op is gewezen dat het vaccin pas na twee weken optimaal zou werken. Op een webpagina van de Rijksoverheid staat dit inderdaad vermeld.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Milena Holdert en Hanneke de Jonge
    “'Jongeren die gingen dansen na Janssen kunnen coronaschade verhalen op staat'” (Vrijdag 16 juli 2021, 18:59), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be