wanklank
- wan·klank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanklank | wanklanken |
verkleinwoord | wanklankje | wanklankjes |
- (muziek) een geluid dat de muziek verstoort
- De voobijrazende brandweer veroorzaakte met zijn luide sirene een wanklank tijdens het concert.
- overdrachtelijk een gebeurtenis of daad die de sfeer bederft
- De enige wanklank tijdens het geslaagde feest was de ruzie die uitbrak tussen de broer van de bruidegom en die van de bruid.
1.
- Het woord wanklank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wanklank" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be