wankeling
- wan·ke·ling
- Naamwoord van handeling van wankelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wankeling | wankelingen |
verkleinwoord |
de wankeling v
- het net niet vallen, het bijna maken van een vergissing
- Van Zetten corrigeerde zichzelf echter snel na zijn wankeling. Natuurlijk wist hij wel dat Oldenzaal in Twente ligt, maar door alle emoties was hij even van zijn à propos. Het is hem vergeven! [2]
- In de nieuwe slagorde bleef RKC redelijk overeind, al kreeg FC Utrecht twee enorme kansen. Na een te gretige tackle van Nieuwendaal kon Gyran Kerk alleen op Tamati Williams af. Die redde. Een wankeling van Gigli Ndefe bood Mitchell van Rooijen een schietkans, maar hij mikte voorlangs. [3]
- Wevers, geplaagd door een voetblessure, wekte geen moment dat ze in de finale in haar element was. De Wevers-pirouette, haar handelsmerk, eindigde ze met een wankeling. Na een combinatie van een losse radslag en een flikflak verloor ze haar evenwicht. [4]
- Het woord wankeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wankeling" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 15-08-16 Emotionele presentator maakt nahupje: Oldenzaal is Twente, niet Achterhoek
- ↑ Tubantia 22-08-16 RKC vindt inspiratie in vrijwel lege Galgenwaard
- ↑ Tubantia 03-11-18 Wevers grijpt tijdens WK op favoriete onderdeel naast medaille
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be