• wan·ge·drag
enkelvoud meervoud
naamwoord wangedrag -
verkleinwoord - -

het wangedrago

  1. gedrag dat tegen de regels van het fatsoen ingaat
    • Zijn wangedrag hangt me verschrikkelijk de keel uit. 
     Recent kwam er een nieuw schandaal aan het licht. De premier had een ex-regeringslid ondanks klachten over seksueel wangedrag toch een baan gegeven.[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be