wangedrag
- wan·ge·drag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wangedrag | - |
verkleinwoord | - | - |
het wangedrag o
- gedrag dat tegen de regels van het fatsoen ingaat
- Zijn wangedrag hangt me verschrikkelijk de keel uit.
- ▸ Recent kwam er een nieuw schandaal aan het licht. De premier had een ex-regeringslid ondanks klachten over seksueel wangedrag toch een baan gegeven.[2]
1. gedrag dat tegen de regels van het fatsoen ingaat
- Het woord wangedrag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wangedrag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be