Een wachtkamer.
  • wacht·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtkamer wachtkamers
verkleinwoord wachtkamertje wachtkamertjes

de wachtkamerv / m

  1. ruimte of vertrek voor wachtenden, bijvoorbeeld bij een arts of op een station
    • De wachtkamer was propvol. 
  2. hoeveelheid personen die zich in een wachtkamer bevinden
     Vertel verder over wat je familierecht noemt. Wordt er van mij ook verwacht dat ik me daarmee bezighoud?
    „Ja, absoluut, op maandag, neem ik aan. Je krijgt de helft van degenen die ik anders zou hebben gehad, allebei een halve wachtkamer.”
    [1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


wachtkamer

  1. wachtkamer


wachtkamer

  1. wachtkamer