• waar·uit
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     uit  
 persoonlijk     eruit  
aanwijz.   nabij     hieruit  
  veraf     daaruit  
  vragend/betrekk.     waaruit  

(scheidbaar)
waaruit

  1. vragend: uit wat?
    • Waaruit is dat gewonnen? 
  2. betrekkelijk: uit wat
    • Dit is het zaad waaruit deze olie geperst wordt. 
     Gebruikers van deze app lieten opmerkingen achter om kwaliteit en kwantiteit van het water aan te geven, voorzien van een datum, waaruit op te maken was of een bron wel of niet was opgedroogd.[1]
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be