• waar·ne·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord waarnemer waarnemers
verkleinwoord waarnemertje waarnemertjes

de waarnemerm

  1. iemand die iets waarneemt (werkwoord: waarnemen)
    • Een waarnemer die op de andere heuvel stond had de vogel wel kunnen zien. 
  2. een tijdelijke vervanger
    • Hij had zich als waarnemer goed gekweten van zijn taak. 
  3. een persoon die aanwezig is bij een gebeurtenis om de gang van zake in de gaten te houden
    • De Verenigde Naties wilden waarnemers sturen om de verkiezingen bij te wonen. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be